Vanaf 18 augustus 1982 gingen 275 werknemers van Bekaert gedurende 9 weken in staking om de jobs en het gereedschap in Fontaine-L’Évêque te redden. In oktober was er een ultieme bemiddelingsvergadering waarop een akkoord werd opgedrongen, onder dreiging van de sluiting van de vestiging.
De directie stelde drie opties voor: (1) overschakelen naar een 36-urenweek met loonverlies voor iedereen, (2) 13 ontslagen of (3) de omschakeling naar deeltijdse contracten voor vrouwen die geen gezinshoofd waren. De derde optie werd aangenomen met 120 stemmen voor, 60 tegen (waaronder alle vrouwen) en 40 onthoudingen.
Alleen de vrouwelijke werknemers werden geraakt door de verplichte vermindering van hun arbeidstijd en loon. Ze informeerden zich bij het Maison des Femmes van La Louvière en begrepen dat het een vorm van discriminatie was die verboden was door de wet van 1978 over de gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Ze weigerden deze discriminatie te aanvaarden en vroegen de vakbondsafgevaardigden (allemaal mannen) om de onderhandelingen te hervatten. Als alternatief stelden ze voor om de deeltijdse arbeid te vervangen door een gedeeltelijke werkloosheid voor alle werkenden, zonder discriminatie op basis van geslacht.
Nog voor er enige discussie hierover was, kregen de vrouwelijke werknemers op 2 november een ontslagbrief met een aankondiging dat ze terug aan de slag konden met een deeltijdse arbeidsovereenkomst. Ze gingen opnieuw in staking. Op 22 november was er een bemiddeling, maar de vrouwelijke werknemers werden niet aan de onderhandelingstafel toegelaten. De overschakeling naar deeltijdse contracten werd ingetrokken, maar tegelijk werden 13 vrouwelijke werknemers afgedankt. Voor de directie was dat van bij het begin de bedoeling: 13 mensen afdanken. De directie wilde 10 mannen 3 vrouwen afdanken, maar de vakbondsafgevaardigden hadden dit aangepast naar 13 vrouwen. Ze stelden dat de vrouwen deeltijds werk hadden geweigerd en bijgevolg moesten opdraaien voor de afdankingen. De staking van de vrouwen werd niet langer gesteund door de vakbond. Op 29 november hervatten zij het werk.
De afgedankte werkneemsters zetten hun strijd verder op het juridische en het politieke terrein. Ze kregen een brede steun in de publieke opinie. Ze dienden bij de arbeidsinspectie een klacht in tegen Bekaert wegens een inbreuk op de wet van 1978. In september 1983 besliste de arbeidsinspectie om het bedrijf niet te vervolgen. Onder druk van hun nationale vrouwencomités namen het ABVV en het ACV de verdediging van de werkneemsters tegen hun onrechtmatig ontslag op. De 13 ontslagen vrouwen trokken naar de Arbeidsrechtbank van Charleroi wegens niet-naleving van de wet op de gelijke behandeling. De rechter oordeelde dat het ontslag onterecht was, maar niet discriminerend.
Het vrouwencomité dat de 13 werkneemsters van Bekaert steunde, hield op 1 december een persconferentie om een klacht tegen de Belgische regering aan te kondigen bij de Europese commissaris voor sociale zaken. Na een uitleg door de Belgische minister van werk werd de zaak daar echter gesloten.
Het resultaat was een wrange nederlaag voor de werkneemsters van Bekaert-Cockerill. Zij werden slechter behandeld als werknemers en als vrouwen. Dit gebeurde met medeplichtig stilzwijgen van hun eigen vakbondsvertegenwoordigers en secretarissen.
🔗 VIDEO ARCHIEVEN : https://www.sonuma.be/archive/a-suivre-du-11021983